TAALCURSUS
The Indonesian Experience biedt een gratis taalcursus aan om de basis van het Bahasa Indonesia te leren. Dit is een integraal onderdeel van ons programma omdat het ontzettend veel meerwaarde geeft om de taal een beetje te beheersen, wanneer je hier stage komt lopen. Met deze praktijk-gerichte taalcursus, die inclusief ingesproken geluidsfragmenten komt, leer je op makkelijke, snelle en laagdrempelige manier je eerste woordjes Indonesisch. Zie hieronder een voorbeeld les en audio fragment uit de cursus. De taalcursus bestaat uit een prettige combinatie van lessen en oefeningen, waardoor je nog sneller het Bahasa leert. Selamat belajar!
Les 4: Eerste eenvoudige zinnetjes
In de voorgaande lessen heb je je eerste Indonesische woordjes geleerd. Nu gaan we van die woordjes je eerste zinnen samenstellen. Hieronder vind je er alvast een aantal. Je kunt het geluidsfragment afspelen om te horen hoe het uitgesproken wordt.
1. Ik ga naar de markt
2. Mijnheer gaat naar de markt
3. Mevrouw koopt een ananas
4. Welkom mevrouw, hoe gaat het met u?
5. Mijnheer eet een vrucht
6. Mijnheer en mevrouw komen uit Bali
7. Ik wil drinken
8. Hij koopt 4 vruchten op de markt
9. Wij gaan naar buiten
1. Saya pergi ke pasar.
2. Bapak pergi ke pasar.
3. Ibu beli satu nanas.
4. Selamat datang ibu, apa kabar?
5. Bapak makan buah.
6. Bapak dan Ibu dari Bali.
7. Saya mau minum.
8. Dia beli empat buah di pasar.
9. Kita pergi keluar.
In het Bahasa Indonesisch zijn er meerdere manieren om zinnen uit woorden op te bouwen. Om het voor jezelf simpel te houden kun je de SVO volgorde, die ook in het Nederlands wordt gehanteerd, gebruiken. SVO staat voor Subject – Verb – Object. Hierbij begin je een zin met het onderwerp (subject), daarna komt het werkwoord (verb) en tenslotte het lijdend voorwerp (object). Een voorbeeld is de Nederlandse zin ‘De koe (onderwerp) eet (werkwoord) gras’ (lijdend voorwerp).
Laten we naar één van bovenstaande zinnen kijken:
Mijnheer eet een vrucht
Mijnheer (onderwerp) eet (werkwoord) een vrucht (lijdend voorwerp).
- Mijnheer = Bapak
- Eet = makan
- Vrucht = buah
Bapak makan buah
Bapak (onderwerp) makan (werkwoord) buah (lijdend voorwerp).
Je ziet dat de opbouw van de zin in beide talen hetzelfde is. Net als in het Nederlands kun je dus een simpele zin maken door de SVO-volgorde aan te houden.
TAALCURSUS
The Indonesian Experience biedt een gratis taalcursus aan om de basis van het Bahasa Indonesia te leren. Dit is een integraal onderdeel van ons programma omdat het ontzettend veel meerwaarde geeft om de taal een beetje te beheersen, wanneer je hier stage komt lopen. Met deze praktijk-gerichte taalcursus, die inclusief ingesproken geluidsfragmenten komt, leer je op makkelijke, snelle en laagdrempelige manier je eerste woordjes Indonesisch. Zie hieronder een voorbeeld les en audio fragment uit de cursus. De taalcursus bestaat uit een prettige combinatie van lessen en oefeningen, waardoor je nog sneller het Bahasa leert. Selamat belajar!
Les 4: Eerste eenvoudige zinnetjes
In de voorgaande lessen heb je je eerste Indonesische woordjes geleerd. Nu gaan we van die woordjes je eerste zinnen samenstellen. Hieronder vind je er alvast een aantal. Je kunt het geluidsfragment afspelen om te horen hoe het uitgesproken wordt.
1 | Ik ga naar de markt | Saya pergi ke pasar |
2 | Mijnheer gaat naar de markt | Bapak pergi ke pasar |
3 | Mevrouw koopt een ananas | Ibu beli satu nanas |
4 | Welkom mevrouw, hoe gaat het met u? | Selamat datang ibu, apa kabar? |
5 | Mijnheer eet een vrucht | Bapak makan buah |
6 | Mijnheer en mevrouw komen uit Bali | Bapak dan Ibu dari Bali |
7 | Ik wil drinken | Saya mau minum |
8 | Hij koopt 4 vruchten op de markt | Dia beli empat buah di pasar |
9 | Wij gaan naar buiten | Kita pergi keluar |
In het Bahasa Indonesisch zijn er meerdere manieren om zinnen uit woorden op te bouwen. Om het voor jezelf simpel te houden kun je de SVO volgorde, die ook in het Nederlands wordt gehanteerd, gebruiken. SVO staat voor Subject – Verb – Object. Hierbij begin je een zin met het onderwerp (subject), daarna komt het werkwoord (verb) en tenslotte het lijdend voorwerp (object). Een voorbeeld is de Nederlandse zin ‘De koe (onderwerp) eet (werkwoord) gras’ (lijdend voorwerp).
Laten we naar één van bovenstaande zinnen kijken:
Mijnheer eet een vrucht
Mijnheer (onderwerp) eet (werkwoord) een vrucht (lijdend voorwerp).
- Mijnheer = Bapak
- Eet = makan
- Vrucht = buah
Bapak makan buah
Bapak (onderwerp) makan (werkwoord) buah (lijdend voorwerp).
Je ziet dat de opbouw van de zin in beide talen hetzelfde is. Net als in het Nederlands kun je dus een simpele zin maken door de SVO-volgorde aan te houden.